Tien uiteenlopende en ogenschijnlijk willekeurige gekozen Groningse kleibossen worden tot in detail - omgeving, ontstaansgeschiedenis, bijzondere kenmerken - belicht en beschreven.
Maar het aantrekkelijk vormgegeven boekje, met vele afbeeldingen van de voorkomende dier- en plantensoorten, bevat ook de nodige algemene informatie.
Het voorwoord is - interessant! - geschreven door het Groningse provinciehoofd van Staatsbosbeheer, Rieks van der Wal:
"Ik ben ervan overtuigd dat dit boek ervoor zorgt dat de dorpsbossen en landschapselementen de waardering en zorg krijgen die ze verdienen. [...] Een belangrijk hulpmiddel voor verantwoorde besluitvorming. Voor Staatsbosbeheer als beheerder van een groot deel van deze bossen een extra stimulans om, ook in tijden van bezuinigingen, door te gaan met het verzorgen en beheren van deze terreinen. Het is goed om te merken dat dit in toenemende mate gebeurt in samenwerking met de inwoners van de dorpen. Een teken dat de bossen en elementen een vaste waarde zijn gaan vormen in de samenleving. Dat is de beste garantie voor het behoud van de waarden die zo treffend door Albert-Erik de Winter zijn ontsloten."
Dit is een héle geruststelling!
Want wie de in 2017 begonnen kap, op die percelen van de Groningse kleibossen waarin essen oververtegenwoordigd zijn, op de voet volgt zou zomaar de indruk kunnen krijgen - als ie niet beter wist - dat Staatsbos'beheer' momenteel meer met oogsten bezig is dan met, tja, beheren.
Of, voor wie de dingen graag bij de naam noemt, vooral met vernietiging, sloop, destructie, afbraak, dood, verderf, enzovoort.
Anders gezegd: zich bezig houdt met én (hoofd)verantwoordelijke is voor een ecologische ramp op het Hogeland.
En dit niet uitsluitend omdat de essen ziek zijn.
Want ook veel andere soorten gaan er immers nodeloos onder de slopershamer (excuus, ik dwaal af).
Niet volgens Jan-Erik de Winter, de auteur van het mooie en interessante boekje (p.12):
"Door de voedselrijke gronden hebben de kleibossen juist een grote diversiteit aan boom- en struiksoorten en zijn ze erg structuurrijk."
Neem alleen al de vele soorten bomen.
Soms aangeplant, maar veel vaker aangewaaid (p.18):
"Zwarte els, esdoorn,
zomereik, boswilg, populier, meidoorn, hazelaar, lijsterbes, vlier, sleedoorn
en Gelderse roos."
Hieronder een afbeelding van de sleedoorn, bloeiwijze en vrucht:
En dan de vogels: de op pagina 22 genoemde grote bonte specht, gaai, vink en sperwer zijn allemaal te vinden in het relatief kleine en monotone dorpsbos te Kruisweg, dat in het boekje niet wordt uitgelicht.
Maar (p.26) er is veel meer:
"In de kleibossen
zijn inmiddels meer dan zestig broedvogelsoorten aangetroffen. Soorten als
fitis, grasmus, kneu, bosrietzanger en fazant worden vooral aangetroffen in
jonge loofbossen. Door de weelderige groei van kruiden barst het in deze bossen
van de zaden en insecten die door deze vogels gegeten worden. Naarmate de
bossen ouder worden [...] wordt langzamerhand hun plaats ingenomen door ‘echte’
bosvogels."
Fitis?
Die zoeken we op:
Maar er vliegt nog meer in de Groningse kleibossen, zoals vele soorten Libellen (p.36):
"Het noordelijk
zeekleigebied is van origine arm aan libellen en waterjuffers. [...] Opvallend
in dit verband is de soortenrijkdom aan libellen in een aantal kleibossen.
Kenmerk van deze bossen is dat hier waterelementen met structuurrijke
overvegetaties te vinden zijn. Inmiddels zijn bij deze bosvijvers en –poelen al
meer dan dertig libellensoorten aangetroffen. Onder deze soorten fraai
gekleurde exemplaren zoals platbuik, bloedrode heidelibel, gewone oeverlibel,
vuurlibel en viervlek."
En natuurlijk vlinders (p.44):
‘meer dan twintig
soorten dagvlinders waargenomen. Enkele van deze soorten zijn dagpauwoog,
kleine vos, atalanta, gehakkelde aurelia, landkaartje en bont zandoogje.
Kruidenrijke bosweiden en structuur-rijke bosranden in deze bosjes zijn ideale
vlinderbiotopen’
Zelf trof ik voorjaar/zomer 2017 in het dorpsbos van Kruisweg de (nacht)vlinders op onderstaande afbeelding aan, in innige omhelzing.
Gróót waren ze, en de ene (links in beeld) sleepte de ander voort, waar helaas niet veel leven meer in leek te zitten.
Heel voorzichtig heb ik de twee naar het gras verplaatst, want er kon elk moment iemand overheen fietsen.
Kolibri(e)vlinders? Foto Blogwachter, 2017, dorpsbos te Kruisweg |
Volgens een voorbijgangster ging het hier om kolibri(e)vlinders.
Ik vond ze zo bijzonder dat ik er zelfs een filmpje van heb gemaakt.
In oudere bossen blijken bovendien veel soorten varens en bijzondere planten te gedijen (p.40):
"Naarmate de bossen
ouder worden en zich een humuslaag gaat ontwikkelen, kunnen varensoorten als
brede stekelvaren, mannetjesvaren of zelfs dubbelloof en eikvaren worden
aangetroffen. Naast de bosvegetaties zijn ook bloemweiden en oevers rond
waterpartijen door extensief beheer [...] vaak erg interessant. Rietorchis,
ratelaar, paarse morgenster, echte koekoeksbloem, veldlathyrus, vogelwikke,
grote kaardenbol en heelblaadjes, het is een kleine greep uit de bloemenpracht
die hier plaatselijk voor kan komen."
Toegegeven: de rietorchis hebben we in Kruisweg écht niet, want die was me zeker opgevallen:
Kortom (p.52):
“In de verder (vaak)
intensief gebruikte akkers en weilanden zijn deze bosjes groene oases die
barsten van het leven. De bosjes zijn van betekenis voor een grote variatie aan
planten en dieren. Dagvlinders, reeën, sprinkhanen en diverse soorten
zangvogels, het is slechts een kleine greep uit de biodiversiteit van deze
bossen."
Hier is inderdaad geen woord van gelogen.
En vergeet vooral de vleermuizen niet!
Want wie in de schemering van een zomeravond door het dorpsbos van Kruisweg wandelt ziet ze bijna altijd.
Het kan dan ook 'niet genoeg benadrukt worden': voor deze bossen moeten we zorgen!
Als bewoners, als overheid, en als verantwoordelijke instanties:
P62: "Kleibosjes worden
door veel mensen gewaardeerd vanwege hun rust en natuurschoon. Dat de bosjes zo
mooi zijn, is echter niet vanzelfsprekend maar het gevolg van zorgvuldig beheer
en onderhoud."
(p.66) "De grote betekenis
van de kleibossen op het gebied van landschap, natuur en recreatie, kan niet
genoeg worden benadrukt. Het is daarom ook noodzakelijk dat het belang van deze
bossen wordt gewaarborgd in de diverse ruimtelijke en omgevingsplannen."
Openheid en eerlijkheid - over de toekomstige resultaten, maar ook over de motieven achter de gekozen aanpak - lijken mij persoonlijk van het allergrootste belang.
Dus niet: welbewuste keuzes van Staatsbosbeheer - bijvoorbeeld vanwege een kostenplaatje - presenteren als 'onvermijdelijk'.
Of burgers met al te optimistische, maar ogenschijnlijk 'deskundige' - want verkondigd door een 'professionele' organisatie - 'toekomstvisies' monddood maken.
Zodat ze pas kunnen gaan protesteren als het al te laat is.
Probleem: zelfs de snelstgroeiende bomen groeien zo verschrikkelijk langzaam!
Je bent tenminste een generatie verder om een struik/spriet te laten uitgroeien tot iets dat de titel 'Boom' waardig is.
Of burgers met al te optimistische, maar ogenschijnlijk 'deskundige' - want verkondigd door een 'professionele' organisatie - 'toekomstvisies' monddood maken.
Zodat ze pas kunnen gaan protesteren als het al te laat is.
Probleem: zelfs de snelstgroeiende bomen groeien zo verschrikkelijk langzaam!
Je bent tenminste een generatie verder om een struik/spriet te laten uitgroeien tot iets dat de titel 'Boom' waardig is.
Om uit te leggen wat ik bedoel grijp ik maar weer terug op de cartoonisten, die het zo kort en bondig kunnen zeggen:
Vrij vertaald: "geheel in overeenstemming met onze milieubewustheid planten nu MEER bomen aan dan we hebben geoogst". Afbeelding verkregen via internet. |
'Was het maar vast toekomst', inderdaad.
'O, was het maar vast toekomst'. Sigmund, afbeelding verkregen via internet. |
Geen opmerkingen:
Een reactie posten