vrijdag 18 augustus 2017

Wel "oogstzones", maar geen kronkelpaden?!

De Belgische komiek Urbanus vertelde ooit een grap over de aanleg van autowegen dwars door een bos:
"Ge hebt één boske. Dan legt ge er een weg doorheen en dan hebt ge twéé boskes. (stilte) Dan legt ge er nóg een weg doorheen, en dan hebt ge al víer boskes! (stilte) Dus wát is het probléém?!"

Aan dit mopje dacht ik toen ik van de boswachters hoorde dat de meeste Nederlandse bossen al langer toegankelijk zijn gemaakt voor de oogstmachines.
Dit betekent dat er overal door die bossen drie meter brede doorgangszones zijn vrijgehouden, waar vanuit een pakweg acht meter brede zone door middel van de lange arm van de oogstmachine kan worden onderhouden.
Veel Hogelandse (dorps)bosjes voldoen volgens de boswachters echter nog niet aan de moderne beheers-eisen.
Vanaf het moment van de grootschalige essenkap zal dit echter wel het geval zijn.
Maar dan is het dus eigenlijk afgelopen met de grote, aaneengesloten stukken bos.
Waarbij ik een bos voor de goede orde definieer als een verzameling tenminste énigszins volwassen geworden bomen. 

Hoewel er op deze doorgangszones natuurlijk hier en daar wel wat onderbegroeiing zal ontstaan, zullen deze - nogal brede - gebieden dus niet meer blijvend begroeid raken.
Oftewel: nooit(!) meer bos worden.
Zo'n incidenteel gebruikte zone is eigenlijk geen ruimte, maar leegte: niemandsland.
Zoals de glazenwassers-balkons die soms langs de gevels van hoge gebouwen lopen: te smal om op te zitten of overheen te lopen.
Ze hebben eigenlijk maar één functie, en mooi zijn ze zelden.
Maar ze beslaan al snel een aanzienlijk deel van het gehele (bos)oppervlak.

Bij grotere bossen op enige afstand van de bewoonde wereld zijn we hier eigenlijk al een beetje aan gewend.
Qua schaal kunnen lijvige bossen zulke wat onbestemde zones in ieder geval beter hebben.
Maar in een klein dorpsbos is het jammer.
Want wat het stadspark is voor stedelingen, is het dorpsbos voor dorpsbewoners.
Je laat er je hond uit, gaat eens op een bankje zitten of wandelt er met je kinderen.
Het is wel mooi meegenomen als het er allemaal een beetje aardig uit ziet.




Zelf houd ik erg van kronkelpaden.
Met smalle kronkelpaden kun je een klein, maar dicht begroeid bos, bijvoorbeeld veel groter laten lijken dan het is. 
Soms wandel je heel dicht langs een pad waar je eerder liep, maar hebt dat helemaal niet in de gaten.
Op die manier kun je een hoop wandeltijd in zo'n bosje doorbrengen.
Na elke bocht heb je bovendien weer een ander uitzicht.
Kronkelende wandelpaden zorgen er dus voor dat je aandachtiger om je heen kijkt en je bewuster wordt van je omgeving.
Eigenlijk een vorm van mindfulness zonder dure cursus.
Smalle slingerpaadjes worden door alle goede landschapsarchitecten dan ook enthousiast toegepast.


Sigmund, door Peter de Wit

Soms leggen dorpsbewoners zelf zo'n paadje aan, inclusief begeleidende houtwallen.
Voordeel: de rest van het bos wordt minder vaak belopen, en dieren vinden een schuilplaats onder deze houtwallen.
Ook ziet het bos er wat opgeruimder uit, zonder al te veel rondslingerende takken.
Maar de boswachters met wie ik door ons dorpsbos wandelde waren geshockeerd door deze vrijpostigheid.
"Vrij wandelen op wegen en paden" zegt het bord.
Niet daarbuiten dus!


Dorpsbos Kruisweg, 11 augustus 2017. Illegaal door burgers aangelegd wandelpaadje met houtwallen.

Nu is er, door de essentaksterfte en de honingzwam, het acute probleem van de veiligheid.
De Ommelander Courant (zie "Een bericht in de Ommelander Courant, 28-07-2917) vermeldt dat "de zieke bomen in een brede zone langs wegen en paden worden verwijderd".
Veilig betekent in dit geval: een boomlange - in dit geval brede - zone.
Zodat niemand geraakt kan worden door een plotseling omvallende boom.
Omdat de essen al behoorlijk hoog zijn, en veel dorpsbossen doorkruist worden door (schelper)paden, blijft er in dat geval van de kleinere (dorps)bossen helaas niet veel over.

Maar volgens de boswachters die ik sprak is er wel een andere oplossing.
Eigenlijk is het volgens hen kiezen tussen twee kwaden.
De eerste oplossing is: alle zieke of aangetaste bomen weg die in de buurt van de paden staan.
In dat geval kunnen de smalle kronkelpaadjes door het bos behouden blijven.
Dan heb je dus smalle kronkelpaden, maar (voorlopig) zonder bos.
De onderbegroeiing aan de randen kun je in dat geval natuurlijk wel behouden.
Voor wie niet verder kijkt - of uitsluitend fietst, of zich per auto verplaatst - kan zo'n uitgehold bos van buitenaf dus nog heel wat lijken.
Een voorbeeld hiervan is de volgende afbeelding, gemaakt in het Dingebos direct langs de N363.
Voor wie over de provinciale weg rijdt valt het niet eens op dat het overgrote deel van het achterliggende bos verdwenen is: 


Dingebos, Uithuizen, 10 augustus 2017. Restanten van het bos langs de N363.

De vertegenwoordigers van Staatsbosbeheer noemen ook een andere oplossing: de smalle kronkelpaden eruit.
Met als voordeel dat er hier en daar nog een stukje bos bewaard kan blijven.
Mits het betreffende bosperceel breder dan boomlang is, natuurlijk.

Een onmogelijke keuze

Twee smaken kortom: wel kronkelpaden, maar geen bos, of hier en daar een stukje bos bewaard, zonder mogelijkheid om ervan te genieten.
Een keuze dus tussen een vol pak melk dat niet kan worden geopend, of een leeg pak met een mooie schroefdop.
Kan dat werkelijk niet anders?
Eigenlijk komt het erop neer dat de moderne techniek - die alleskunner, de oogstmachine - vrijwel alle andere overwegingen bij voorbaat in de kiem smoort door deze weg te zetten als irrationeel, onmogelijk of onpraktisch.
Misschien ben ik een idealist, maar ik vind deze keuze...onredelijk.

Om te beginnen lijkt het zinnig om onderscheid te maken tussen (kleinere) dorpsbossen en afgelegen en vaak aanzienlijk grotere bospercelen.
Grotere bossen ver van de bebouwde kom hebben sowieso een hogere natuurwaarde.
Deze bossen kunnen en moeten niet overal toegankelijk zijn voor publiek.
Maar in de betrekkelijk kleine dorpsbossen kun je de spelende kinderen en de honden toch niet tegenhouden.
Al is het maar omdat er in deze bosjes nooit een boswachter te vinden is.
Gelukkig laten vleermuizen en spechten zich door kronkelpaden - al dan niet aangelegd door Staatsbosbeheer - niet wegjagen.
Maar in een lege huls met mooie randjes blijven al deze dieren gegarandeerd weg.
Net als de mensen.  

Voordat er onherstelbare beslissingen - mwââh, onherstelbaar: voor de komende dertig á veertig jaar - worden genomen zou een visie op onze dorpsbossen geen overbodige luxe zijn. 
Bijvoorbeeld in samenwerking met een (onafhankelijke) landschapsarchitect. 

2 opmerkingen:

  1. Hierover schreef ik ook in ons plaatselijke krantje naar aanleiding van de desastreuze maatregelen in ons bos door SBB

    BeantwoordenVerwijderen
    Reacties
    1. Dank, wederom, voor de reactie :) Nu maar eens opgezocht wie jullie zijn: een hoveniersbedrijf in het Brabantse Udenhout, hier dus een héél eind vandaan. Leuk om landelijk te worden gelezen! Ik ben vier jaar vrijwillig tuinvogelconsulent geweest voor de Vogelbescherming... ook een leuk aspect van tuinieren, met oog voor de drie voor vogels zo belangrijke V's: Voedsel, Veiligheid (gelaagdheid) en Voortplanting. Met groene groet, Blogwachter

      Verwijderen